Vorderingswet
Artikel 37
1
Een recht tot gebruik van een zaak of vermogensrecht, ontstaan als gevolg van een op grond van de Algemene Vorderingswet 1939 of het Algemeen Vorderingsbesluit 1940 gedane vordering en nog bestaande bij het in werking treden van deze wet, blijft bestaan tot het tijdstip, waarop het krachtens de wettelijke regeling, op grond waarvan de vordering is gedaan, een einde zou hebben genomen, of, indien geen zodanig tijdstip is bepaald, tot zes maanden na het in werking treden van deze wet. Onze Minister, wie het rechtstreeks aangaat, kan laatstbedoelde termijn eenmaal met ten hoogste zes maanden verlengen.
2
Artikel 22 is van overeenkomstige toepassing.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.